University of Twente Student Theses

Login

Droogefficiëntie van de recycletrommel

Witting, F.J. (2018) Droogefficiëntie van de recycletrommel.

Full text not available from this repository.

Full Text Status:Access to this publication is restricted
Abstract:Doordat het mogelijk is geworden om asfalt te recyclen in nieuw asfalt, is asfaltgranulaat een circulair product geworden. De hoeveelheden die gerecycled worden zijn door de jaren heen groter geworden. Er kan immers een grote besparing op nieuw aggregaat en bitumen plaatsvinden. Inmiddels kan er asfalt met recyclingpercentages tot 60% worden besteld bij de asfaltcentrales van BAM. Deze asfaltcentrales zijn verspreid over heel Nederland en leveren het asfalt wat in het laboratorium in Utrecht wordt bedacht en onderzocht. Onderling zijn deze asfaltcentrales dan ook verschillend, door de jaren heen is er op verschillende momenten geïnvesteerd in nieuwe droogtrommels voor recycling. Deze zijn door de jaren heen langer geworden, met de gedachte dat deze beter drogen. Echter is deze droogefficiëntie van de huidige trommels niet wetenschappelijk aangetoond. Zodoende was er de vraag naar onderzoek naar droogefficiëntie van de recycletrommels bij de asfaltcentrales. Vanwege het beperkte tijdsbestek (10 weken) waarin deze opdracht uitgevoerd diende te worden is ervoor gekozen om dit onderzoek toe te spitsen op de Asfaltcentrale Stedendriehoek te Deventer, hierna ACS genoemd. Naast het in kaart brengen van de droogprestaties van de recyclingtrommel, zijn er vermoedens over het kapot stoken van de bitumenfilm. Middels dit onderzoek is getracht uit te zoeken in hoeverre dit optreedt. Via de literatuur en observaties bij de centrale zelf zijn er parameters en processen geïdentificeerd die van invloed zijn op het droogproces. Om te bepalen wat de kwaliteit van de bitumenfilm is dient de penetratie van bitumen gemeten te worden. Voor het bepalen hoe droog het materiaal is, dient het vochtpercentage bepaald te worden. Aan de hand van de productieplanning is gekeken welke mengsels interessant zouden zijn om te bemonsteren en te analyseren. Hieruit zijn twee onderlagen naar voren gekomen. De AC16 bind/base 40/60 en de AC22 bind/base 40/60. Beide met 60% asfaltgranulaat in de receptuur. Om de vochtgehaltes en de penetratie waardes te bepalen zijn er materiaalmonsters genomen voordat het materiaal de recycletrommel in gaat. Dit is gebeurd onder regenachtige omstandigheden, omdat deze dagen interessanter zijn vanwege de moeilijkere omstandigheden voor het drogen van het materiaal. Aan de andere kant van de trommel is uit dezelfde stroom materiaal bemonsterd. Alle verzamelde monster zijn geanalyseerd in het laboratorium en hiervan zijn de vochtpercentages en de penetratie van de bitumen bepaald. Verder beschikt de asfaltinstallatie over een datalogger, in het softwarepakket. Hierdoor is alle data die automatisch gemeten zijn rondom het droogproces opgeslagen. Aan de hand van deze data zijn de resultaten van de metingen geanalyseerd om deze te kunnen verklaren. De meetweken waren relatief nat voor zomerse begrippen. Er zijn op verschillende momenten materiaalmonsters genomen. Hierin is duidelijk terug te zien dat het materiaal na de regenbuien vochtiger is geworden en dat de droogtrommel moeite heeft om het materiaal droog te krijgen. In het onderzoek is verder gekeken naar de energiebalans die optreedt in de droogtrommel, om enig inzicht te kunnen geven in de benodigde lengte voor een droogtrommel. Verder is veroudering van bitumen in het gehele asfaltproces altijd aanwezig, maar middels dit onderzoek is nu naar voren gekomen hoeveel bitumen van het oude asfaltgranulaat verouderd door middel van droging in de recycletrommel. Nadat alle onderzoeken uitgevoerd zijn, kan geconcludeerd worden dat het materiaal wat uit de droogtrommel komt te nat is en dat er een verlies van de penetratie voorkomt. Het vochtige materiaal kan zorgen voor een verminderde binding, waardoor het asfalt minder sterk is. De penetratie verlaging hoeft niet per se gelijk slecht te zijn. Dit is namelijk ook afhankelijk van de hoeveelheid bitumen wat aanwezig is op het freesmateriaal. Uit de receptuur komt een totaal bitumen percentage van 4,3% naar voren voor de onderlaag. De hoeveelheid bitumen wat toegevoegd dient te worden, wordt berekend aan de hand van het aanwezige percentage. Aan freesmateriaal met een hoog bitumenpercentage en een lage penetratie waarde, zal weinig nieuw bitumen toegevoegd worden waardoor het algehele mengsel een lage penetratiewaarde heeft. Een lage penetratiewaarde resulteert in een lastiger te verdichten asfalt met waarschijnlijk een verkorte levensduur.
Item Type:Essay (Bachelor)
Faculty:ET: Engineering Technology
Subject:56 civil engineering
Programme:Civil Engineering BSc (56952)
Link to this item:https://purl.utwente.nl/essays/74493
Export this item as:BibTeX
EndNote
HTML Citation
Reference Manager

 

Repository Staff Only: item control page