University of Twente Student Theses

Login

Verlichting van dementie

Stegeman, I. (2005) Verlichting van dementie.

[img] PDF
1MB
Abstract:In dit verslag is door middel van veldonderzoek in kaart gebracht wat de effecten zijn van het interieur op het welbevinden van een bewoner in een psychogeriatrisch verpleeghuis. De probleemstelling is als volgt: "Wat is het effect van lichtsterkte en kleur op het welbevinden van bewoners in een psychogeriatrisch verpleeghuis en heeft dit invloed op de tevredenheid en fysieke gesteldheid van het verplegend personeel? Aan de basis van dit onderzoek staat de literatuur over de helende werking van de omgeving op mensen, de zogeheten healthscape. Er is gekozen om een tweetal omgevingsfactoren in een psychogeriatrisch verpleeghuis te manipuleren en zo het welbevinden van de bewoners te verhogen. Specifiek zijn er op een zestal huiskamers veranderingen in het interieur aangebracht. Bij drie huiskamers werden daglichtkoepels geïnstalleerd, deze koepels geven een hogere lichtsterkte (circa 1000 lux) dan normale verlichting in een huiskamer van het verpleeghuis (circa 200 lux). Tevens bootsten de daglichtkoepels de natuurlijke daglichtcyclus binnenshuis na. Meer licht geeft naast een visuele stimulans (beter kunnen zien), ook een biologische stimulans (beter slaap-waakritme). Er zijn vele onderzoeken gedaan naar de invloed van licht op de mens. Een voorbeeld hiervan zijn de onderzoeken met lichttherapie. Bij dit soort therapieën wordt de proefpersoon een half uur blootgesteld aan een zeer hoge lichtsterkte (circa 2500 lux). Het resultaat van deze onderzoeken is dat lichttherapie de stemming en het slaap-waakritme verbetert. Daarnaast heeft er onderzoek plaatsgevonden waar een hogere lichtsterkte gebruikt wordt in kantoorruimtes en uit dit onderzoek komt naar voren dat werknemers minder dutmomenten hebben en betere prestatie leveren. Naast de plaatsing van de daglichtkoepels zijn de muren van vier huiskamers van een blauwe of rode muur voorzien. Eerder onderzoek wijst uit dat kleur stemming beïnvloedt. Zo heeft blauw, volgens de literatuur, een rustgevende en rood een activerende werking. De combinatie van beide omgevingsfactoren, licht en kleur, is niet eerder in een experimentele setting onderzocht. Er wordt door deze opzet ook gekeken naar een effect van de combinatie van muurkleur en de daglichtkoepel. De bewoners van het verpleeghuis lijden aan de ziekte van Alzheimer en dit levert bij het direct afnemen van interviews/vragenlijsten aan de bewoners onbetrouwbare informatie op. In dit onderzoek is daarom gekozen om het gedrag van de bewoners door verpleegkundigen te laten observeren. Aan de hand van de GIP (Gedragsobservatieschaal Intramurale Psychogeriatrie) worden de bewoners wekelijks beoordeeld op een zestal gedragsaspecten. De gedragsaspecten die beoordeeld worden, zijn; niet sociaal gedrag, apathisch gedrag, bewustzijnsstoornissen, rusteloos gedrag, zwaarmoedig gedrag en slaapkwaliteit. Er is een nulmeting verricht, een meting na acht weken en een meting na elf weken. Naast deze metingen zijn ook de betrokken familieleden gevraagd een oordeel te geven over het gedrag van hun familielid aan de hand van een geselecteerd aantal vragen uit de GIP. Tenslotte werden ook de verpleegkundigen als aparte doelgroep meegenomen in het onderzoek. Ze kregen vragen voorgelegd over fysieke gesteldheid en arbeidssatisfactie. De geformuleerde probleemstelling voor dit onderzoek kan gedeeltelijk worden beantwoord. Ten eerste heeft het aanbrengen van kleur op de muur geen veranderingen teweeggebracht in het gedrag of stemming van de bewoners. Er is wel een effect gevonden van de daglichtkoepel op zowel korte als lange termijn. Tegen de verwachting in heeft er op korte termijn een geringe negatieve gedragsverandering plaatsgevonden in het niet sociaal gedrag, apathisch gedrag en bewustzijnsstoornissen bij de bewoners door de aanwezigheid van de daglichtkoepels. De oorzaak hiervan kan gevonden worden in het feit dat alleen al de plaatsing van de daglichtkoepel in de huiskamer impact heeft gehad op het gedrag van de bewoner. Echter op de lange termijn is er een positieve gedragsverandering waargenomen in de huiskamers met de daglichtkoepels. Dit effect is groter in de huiskamers met een daglichtkoepel en een muurkleur. Deze positieve gedragsverandering heeft betrekking op een daling van het zwaarmoedig gedrag en een stijging van het rusteloos gedrag bij de bewoners. Een stijging van het rusteloos gedrag kan positief genoemd worden omdat dit kan betekenen dat ze actiever zijn geworden. Door een tekort aan ingeleverde vragenlijsten kan er geen uitspraak worden gedaan over een effect van daglichtkoepels of muurkleur op de fysieke gesteldheid en arbeidssatisfactie van het verplegend personeel. Uit de open vragen van de vragenlijst voor verpleegkundigen blijkt wel dat ze de daglichtkoepels positief ervaren. Daarnaast vinden ze dat de rode muurkleur een positieve bijdrage levert aan de huiselijkheid. Tot slot vinden ze de blauwe muurkleur koel en ongezellig. Bij bovenstaande resultaten moet een aantal belangrijke kanttekeningen worden gemaakt. Ten eerste is het mogelijk dat de gekozen sterkte van de daglichtkoepel en de gekozen muurkleuren het gedrag van de bewoners te zwak hebben gemanipuleerd. In vervolgonderzoek zal wellicht gekozen moeten worden voor een hogere lichtsterkte en een grotere zichtbaarheid dan wel andere keuze van kleuren. Een tweede kanttekening moet gemaakt worden bij de steekproefgrootte. Het aantal bewoners waar het onderzoek betrekking op heeft is gering. In vervolgonderzoek zou een grotere steekproefgrootte gehanteerd moeten worden. Ten derde is de GIP wellicht geen valide instrument om veranderingen in gedrag of stemming bij bewoners waar te nemen. Een vierde opmerking is dat enkel subjectieve gegevens verzameld zijn (observaties door verpleegkundigen en familieleden) om de effecten van de daglichtkoepel en de muurkleuren in beeld te brengen. In een vervolgonderzoek zou ook een objectief meetinstrument gebruikt moeten worden. Als laatste dient gezegd te worden dat het invullen van de GIP en de vragenlijsten voor verpleegkundigen veel tijd heeft gekost. Dit kan vooral bij de invulling van de GIP zorgen voor systematische fouten, bias, in de resultaten. Ten eerste kan er een attitude bias bij verpleegkundigen ontstaan wat inhoudt dat wanneer ze bij voorbaat positief over het onderzoek denken, ze waarschijnlijk de GIP positiever invullen. Ten tweede kan er bias ontstaan omdat de verpleegkundigen zelf ook blootgesteld worden aan de daglichtkoepel en de muurkleuren. Dit kan hun mening beïnvloeden.
Item Type:Essay (Bachelor)
Clients:
Psychogeriatrisch verpleeghuis Bruggerbosch
Faculty:BMS: Behavioural, Management and Social Sciences
Subject:05 communication studies
Programme:Communication Studies BSc (56615)
Link to this item:https://purl.utwente.nl/essays/57811
Export this item as:BibTeX
EndNote
HTML Citation
Reference Manager

 

Repository Staff Only: item control page