University of Twente Student Theses

Login

De relatie tussen narratieve toekomstverbeelding en welbevinden in een klinische en niet-klinische populatie

Steen, J.I. (2015) De relatie tussen narratieve toekomstverbeelding en welbevinden in een klinische en niet-klinische populatie.

[img] PDF
513kB
Abstract:Inleiding: Het doel van dit onderzoek is te beantwoorden in hoeverre een klinische en niet-klinische groep verschilt in het soort toekomstverbeelding en hoe deze toekomstverbeelding zich verhoudt tot de mate van welbevinden. Dit is van belang om te onderzoeken, gezien er enerzijds een verband bestaat tussen welbevinden en toekomstverbeelding en anderzijds tussen denken aan het verleden en psychopathologie. Hoe deze verbanden zich verhouden tussen een klinische en een niet-klinische populatie en tussen mannen en vrouwen, is vooralsnog onbekend en wordt in de onderhavige studie nader onderzocht. Methode: Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van twee bestaande datasets, bestaande uit een brief vanuit de toekomst (een kwalitatief instrument om toekomstverbeelding te meten) en de welbevindenvragenlijst (MHC-SF). Na het maken van een selectie op basis van volledig ingevulde brieven en vragenlijsten, zijn de data van 29 personen uit de klinische en 453 personen uit de niet-klinische populatie inbegrepen. Vervolgens zijn 6 verschillende vormen van toekomstverbeelding, welke in eerder onderzoek beschreven waren, toegepast op beide datasets. Daarna is onderzocht bij de klinische en niet-klinische groep: 1) in hoeverre er verschil is in het soort toekomstverbeelding; 2) of er verschil is in de mate van welbevinden bij gebruik van de soorten toekomstverbeelding en 3) of het verschil bij die twee sekseafhankelijk is. Punt 1 is grotendeels kwalitatief onderzocht, terwijl punten 2 en 3 kwantitatief onderzocht zijn. Bij punt 2 is gebruik gemaakt van de Kruskal Wallis toets en bij punt 3 van de Mann-Whitney U toets. Resultaten: Het grootste gedeelte van zowel de klinische als de niet-klinische groep was in staat tot toekomstverbeelding. Binnen de klinische groep werden er echter minder vormen van toekomstverbeelding gebruikt en week de inhoud af in vergelijking tot de niet-klinische groep. Verder bleek dat er geen significant verband was tussen welbevinden en toekomstverbeelding; dit was zowel het geval bij de klinische als de niet-klinische groep en bij mannen en vrouwen. Wel werd gevonden dat mannen in de niet-klinische populatie die verbeeldingsvolle toekomstbrieven schreven significant meer psychologisch welbevinden hadden dan mannen die geen verbeeldingsvolle toekomstbrieven schreven. Conclusie: Door middel van dit onderzoek is aangetoond dat toekomst verbeelden met behulp van het instrument ‘Een brief vanuit de toekomst’ bij diverse doelgroepen (met en zonder psychopathologie, mannen en vrouwen), maar ook individueel en in groepsverband toepasbaar is. Het niet aangetoonde verband tussen welbevinden en toekomstverbeelding kan onder andere verklaard worden doordat verwacht wordt dat personen die een positieve toekomst verbeeldden, hoger scoorden op welbevinden en personen die een negatieve toekomst verbeeldden lager. Het is daarom niet ondenkbaar dat er wel effecten optraden, maar dat die elkaar ophieven omdat zowel positief- als negatief geladen (toekomst)brieven binnen hetzelfde type (bijvoorbeeld beide binnen type 1) vielen.
Item Type:Essay (Master)
Faculty:BMS: Behavioural, Management and Social Sciences
Subject:77 psychology
Programme:Psychology MSc (66604)
Link to this item:https://purl.utwente.nl/essays/66898
Export this item as:BibTeX
EndNote
HTML Citation
Reference Manager

 

Repository Staff Only: item control page